mantel, of eene huik, afleidt, dan met Kil., die wil, dat paleren evenveel zou zijn, als het fr. polir, hoogd. polieren, en palieren. Hiervoor gebruiken wij het woord polijsten: maar palleren was zekerlijk oorspronkelijk, zich met den mantel, de huik, opschikken. Over den uitgang van paleren, zie eren Van daar, volgens Kil., paleerder, paleersel. Zamenstell paleerhaar, valsche lokken, waarmede men zich opschikt, paleernaald, paleerpriem, enz.