[Pakket]
PAKKET, z.n., o., des pakkets, of van het pakket; meerv. pakketten. Verkleinw. pakketje. Van pak, door middel van den basteruitgang et, in navolging van het fr. pacquet, ital. pacchetto. Een klein pakje: wilt gij dit pakket in den zak steken? Zamenstell. pakketboot, een vaartuig, waarmede men pakketten, pakketjes, en brieven, enz. naar overzeesche gewesten zendt, en waaraan men, bij verkorting, ook wel eens den naam van de pakket geeft: er vaart geene pakketboot meer van Calais.