Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] [Paardenwik] PAARDENWIK, z.n., vr., der, of van de paardenwik; meerv. paardenwikken. Van paarden en wik. Zeker slag van linzen, waarmede men paarden voedert. Vorige Volgende