[Paardenstaart]
PAARDENSTAART, z.n., m., des paardenstaarts, of van den paardenstaart; meerv. paardenstaarten. Van paarden en staart. Eigenlijk een bos lange haren aan het achterste van een paard. Van zulke bossen bekleedt er een, of meer, de plaats van een standaard bij de turksche Bassa's, van welke de voornaamsten, die drie zulke bossen mogen voeren, Bassa's van drie paardenstaarten genoemd worden. Oneigenlijk geeft men den naam van paardenstaart aan een kruid, of eene bies, waarmede de schrijnwerkers hunne kunststukken polijsten.