[Overspeler]
OVERSPELER, z.n., m., des overspelers, of van den overspeler; meerv. overspelers. Die zich aan overspel schuldig maakt; in het vrouwelijke geslacht: overspeelster, overspeleres. Van het verouderde w. overspelen, bij Kil. overspel doen. Van hier overspelerij, Bybelv.