[Overslag]
OVERSLAG, z.n., m., des overslags, of van den overslag; meerv. overslagen. Iets, dat over iets anders heen geslagen wordt, inzonderheid van dingen, welke tot de kleederdragt behooren, b.v.: een overslag aan eenen kraag. Overleg, berekening: eenen overslag van onkosten maken.