[Overreden]
OVERREDEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. over en reden: ik overreedde, heb overreed. Door eene woordelijke voorstelling tot toestemming, of tot iets bewegen; door woorden, of redenen, veroorzaken, dat iemand overeenkomstig met onze voordragt handele: ik zocht hem daarvan te overreden. Hij liet zich niet overreden. Doorgaans worden de woorden overreden en overtuigen verwisseld, schoon zij zeer verschillende za-