Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 762]
| |
voorz. op en zadelen: ik zadelde op, heb opgezadeld. Den zadel opleggen: een paard opzadelen. |
|
[pagina 762]
| |
voorz. op en zadelen: ik zadelde op, heb opgezadeld. Den zadel opleggen: een paard opzadelen. |
|