Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Opwrijven] OPWRIJVEN, opvrijven, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. voorz. op en wrijven: ik wreef op, heb opgewreven. Door wrjjven openen: een gezwel opwrijven. Schoon, glanzig wrijven: eene tafel opwrijven - schoenen opwrijven. Vorige Volgende