Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 715] [p. 715] [Ophekelen] OPHEKELEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. op en hekelen: ik hekelde op, heb opgehekeld. Van nieuws hekelen, afhekelen. Vorige Volgende