[Openbaring]
OPENBARING, z.n., vr., der, of van de openbaring; meerv. openbaringen. In het algemeen iedere bekendmaking, in den stijl des bijbels: maer door openbaringe der waerheyt ons aengenaem makende. Bybelv. Meer bepaaldelijk, de bekendmaking van eene verborgene zaak: openbaringhe der heymelycheyt. Doresl. In nog engere beteekenis, bovennatuurlijke, goddelijke ontdekkingen: hij geeft goddelijke openbaringen voor. Ook de gansche heilige Schrift heet de goddelijke Openbaring. Zie ing.