[Oostersch]
OOSTERSCH, bijv. n. en bijw., zonder trappen van vergrooting. Van het oosten: het oostersche huis, het huis der hanzesteden te Antwerpen. De oostersche vloot, die van Amsterdam naar de oostzee zeilt Dat betrekking op de Levant heeft: de oostersche volkeren. De oostersche talen. Zie sch.