[Oosterling]
OOSTERLING, z.n., m., en vr. des oosterlings - der, of van den - de oosterling; meerv. oosterlingen. Iemand uit de landen, langs de oostzee gelegen, en voornamelijk uit de hanzesteden. Oosterling is ook iemand, die in het Oosten, de Levant woont: de zeden der Oosterlingen moeten naar onzen westerschen smaak niet beoordeeld worden. Zie ling.