den verhevenen stijl: oogsten inhalen. Vond. De harde paerdehoef vertreet de welige oesten. Poot. Met mastenvloten vlug voer ik den oosteroegst mijn' Amstel in den mondt. De Deck. Weelige oeghsten opladen. Vond. Daer zal de sickel eens door weeldige oegsten gaen. De Deck. In verdere figuur, is het beeld ontleend van eenen maaijer, die met zijne scherpe sikkel het rijpe koren afmaait: die eenen oogst van lijken maeide. J. de Haes. Van hier beteekent het, oneigenlijk, eene groote menigte: in dezen oest van brieven. Hooft. Wij willen nu een oogst van vloten aen zien bruisen. Anton. Om in den vruchtbren oegst van zijnen rijken lof te weiden. Vond. Donderend metaal, bezwangerd met een' oogst van kogels. Feitama. Eindelijk, beteekent het elk genot van iemands arbeid en vlijt. Zoo komt het voor in de spreekwijs: in eens anders oogst weiden. Zam.: oogstmaand, oogsttijd.
Oogst, oegst, oest, neders. aust, ohst, deen. host, zw. höst, wall. awst, britt. eawst, fr. août, dat en oogstmaand en oogst beduidt, ijsl. haust. Omdat in de meeste noordelijke landen van Europa de inzameling van de veldvruchten in augustus, de oogstmaand, voorvalt, is het denkelijk, dat oogst uit augustus ontstaan is. L. ten Kate denkt liever aan het oude oeken vermeerderen, omdat de harde oo in de zachte oe overgegaan is, zoo als uit oegst en oest blijkt. Zeker is ons oeken met augustus, augeo, oogst uit eenen wortel.
Auteursrechtvrij