ke eighenschap van onzen aardt Virgilius ooght. Hooft. Oogen, in eenen bedr. zin, komt bij Vond. in de beteekenis voor van oogenten, ond. oculeren: het inzetten en het oogen. Van hier: ooging. Het deelw. geoogd, met oogen verzien, komt, met uitlating van het voorzetsel ge, in zamenst. voor, als: bruinoogd, zwartoogd. enz. Schoonoogde Juffers. Elsevier. Van hier de zameng. staroogen, wenkoogen, beoogen, blikoogen, knipoogen, enz.