Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 597]
| |
Door het uiterlijke gelaat, door houding, gebaren en woorden, aan iets, dat bij ons omgaat, den schijn geven, als ginge het niet bij ons om. Veinzen is het tegendeel, dat aanduidt, door even diezelfde middelen aan iets, dat niet bij ons omgaat, den schijn geven, als ginge het wel bij ons om: hij veinst mij vriendschap te zullen bewijzen; hij ontveinst zijn slechte voornemens. Zoo zegt Vond.: hoe lastigh valt het schennis en dien roep t' ontveinzen! Voor zijn doorzichtigh oog ontveinzen. Vond. J. de Haes gebruikt het in de beteekenis van bedekken, niet laten blijken: zoo spreekt hij (de Heiland) en poogt vast door 't rustige gelaet voor zijne jongeren de pijn t' ontveinzen. En K. Brandt: kunstiglijk haer min ontveinzen. Van hier: ontveinzing. |
|