[Onttweernen]
ONTTWEERNEN (ook onttwijnen), bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. ont en tweernen: ik onttweernde, heb onttweernd. Los tweernen, los draaijen. Hiervoor zeide men ook oudtijds onttwisten. To twist is twijnen, bij de Engelschen. In Groningen gebruikt men nog twist, voor 100, ook 120 draden op eenen haspel. De oorsprong is in twee. Zie twijnen, twist, ook voor tweedragt genomen.