Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 551]
| |
voorz. ont en legeren: ik ontlegerde, heb ontlegerd. Van eene belegering verlossen. Van hier: ontlegering: dat men hunne ontleeghering wilde bevorderen. Hooft. |
|