Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Ontkuischen] ONTKUISCHEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. ont en kuischen: ik ontkuischte, heb ontkuischt Bevuilen, reinheid en zuiverheid wegnemen. Oneig.: 'k zag Jesus eer verguist, zijn dierbaar woord ontkuist. A.M. Moens. Vorige Volgende