Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 528]
| |
voorz. ont en gespen: ik ontgespte, heb ontgespt. Los gespen: ontgespt den gouden gesp. Vond. Zijne schoenen - zijn zwaard ontgespen. Waapens, die ik ontgespte. G. Brandt. Van hier: ontgesping. |
|