Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Onkrijgsman] ONKRIJGSMAN, z.n., m., des onkrijgsmans, of van den onkrijgsman; meerv. onkrijgslieden. Die geene wapens draagt. Zoo noemt Hooft in Tacit. pagani, boeren of onkrijgslieden. Van on en krijgsman. Vorige Volgende