[Ondienst]
ONDIENST, z.n., m., van den ondienst; meerv. ondiensten. Het tegendeel van dienst, eene nadeelige, onaangename handeling: iemand ondienst doen. Van hier: ondienstbaar, ondienstelijk, ondienstig, ondienstigheid. Zam.: ondienstvaardig. Van on en dienst.