[Onderzoek]
ONDERZOEK, z., n., o., des onderzoeks, of van het onderzoek; zonder meerv. De daad van onderzoeken: na endtloos onderzoek. Poot. Het onderzoek van de waarheid. Naar eene zaak naauwkeurig onderzoek doen. Daar hij zeide onderzoek op gedaan te hebben. Hooft. Zam.: onderzoeklievend.