[Onderzoeken]
ONDERZOEKEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het onscheidb. voorz. onder en zoeken: ik onderzocht, heb onderzocht. Onderzoek doen, den aard en de wijs van een ding zoeken te weten: ik heb die zaak naarstig onderzocht. Ook: naar iets onderzoeken; wanneer het onz. voorkomt. Ondervragen: iemand onderzoeken. Iets uit iemand zoeken gewaar te worden: dat men hem met geesselen ondersoecken soude. Bybelv. Oudtijds, gebruikte men het ook voor eene proef nemen. Van hier: onderzoeker, onderzoeking.