[Onbeleefd]
ONBELEEFD, bijv. n. en bijw., onbeleefder, onbeleefdst. Van on en beleefd. Onheusch, onvriendelijk. In sommige oorden van Vriesland, meen ik, gebruikt men het, zonder trappen van vergrooting, in eenen eigenlijken zin, voor iets, hetwelk men niet beleefd heeft: dat is onbeleefd mooi, zoo mooi, dat men desgelijks niet beleefd heeft. Van het woord, in den eersten zin, komt onbeleefdelijk, onbeleefdheid.