[Omarbeiden]
OMARBEIDEN, bedr. w., gelijkvl. van het scheidb. voorz. om en arbeiden: ik arbeidde om, heb omgearbeid. Zoo arbeiden, dat het onderste boven kome. Men gebruikt het voor omploegen: het land omarbeiden. Ook wordt het van andere dingen gebezigd, in de beteekenis van eene verandering aan iets te weeg te brengen: een boek overzetten, en zoodanig omarbeiden, dat enz.