waarom dit noodig zij, daar men, hier, even goed zwaar om te verklaren had kunnen zetten. Men kan, als men de duidelijkheid slechts beware, veilig, allerwegen, te gebruiken. Dit voegwoord om mag men weglaten, als het geene bedoeling of oogwit aanduidt, als: ik acht het overtollig, om van dit onderwerp meer te spreken. Men zegge liever: ik acht het overtollig, van dit onderwerp meer te spreken.
(3) Om is, laatstelijk, een bijwoord. Zoo gebruikt men het, in het gemeene leven, in tegenstelling van den kortsten weg: van Groningen over Koevorden naar Zwol te reizen, is zeer om. Om een einde aan te toonen: de week is haast om. Ook om eene verandering te kennen te geven: de wind is om. Men verdubbelt het ook: om en om, voor aan alle kanten. Mijn hart keert om en om. H. Schim. Hieruit is ommentom, door verbastering, ontstaan. In zamenstelling wordt om ook gebruikt; en wel met andere voorzetsels, met bijwoorden en voegwoorden, het zij voor- het zij achteraan, als: omdat, omher, rondom, kortom, daarom, hierom, waarom enz. Met zelfstandige naamwoorden, als: omweg, omkreits, omhangsel enz. Als voorzetsel wordt het ook met werkwoorden zamen gevoegd, en is dan een scheidbaar, en dan weder een onscheidbaar voorzetsel, naarmate de verschillende beteekenissen der werkwoorden zulks somwijlen vorderen. Scheidbaar is het in ombuigen, boog om, omgebogen, om te buigen. Onscheidbaar in omringen, omringde, omringd, te omringen. Werkwoorden, dus zamen gesteld, beteekenen of eene rigting, eene strekking in het ronde, als: omdraaijen, omgaan, omgeven, omsingelen; of eene plaatsing van het voorste deel naar achteren toe, als: omstaan, omkijken, zich omkeeren; of eene plaatsing van het onderste naar boven toe, als: omploegen,
ombouwen, omgraven; of van het eene door het andere, als: omroeren, omschommelen, omhutselen, omschudden; of van het eene in de plaats van het andere, als: omzetten, omzitten: gaan omzitten; of eene rigting naar verscheidene plaatsen heen, als: omhooren, omdolen, omzien, omloopen; of het brengen van eene regte in eene schuinse rigting, het brengen op zijde, als: ombuigen, omliggen, ombuitelen, omsmijten, omboorden, dat tevens ook eene strekking in het ronde aanduidt; of eene ver-