[Offeren]
OFFEREN, bedr. w., gelijkvl. Ik offerde, heb geofferd. Een offer aan de Godheid brengen: zijn heerlijke uitvaart, om den Goden te offeren. Bogaart. Stieren offeren. Uit eerbiedigheid schenken: 'k dacht mijn schoone een zoet rozekransje t' offren. Poot. Prijsgeven, aan eens anders geweld overgeven: D' Egiptsche bloodaert heeft aan Cezars haet door schelmsche list de zuil van uw' Staet geofferd. J. de Haas. In het gemeen, schenken, geven: zij offert haren zoon de wapens van Vulkaan,