[Voorberigt.]
Sedert de verhandeling over de Nederduitsche Spelling van den Hoogleeraar M. Siegenbeek, en mijne Nederduitsche spraakkunst, in naam en op last van het Staatsbewind der Bataafsche Republiek, ter bevordering eener eenparige spelling uitgegeven, en in de scholen, als leerboeken, ingevoerd zijn, is het natuurlijk, dat het thans in het licht verschijnende Deel mijns Woordenboeks, ten aanzien van de spelling, eenigzins verschilt van de vorige Deelen, dewijl ik mij nu moet schikken naar de overeenkomst hieromtrent getroffen, en in boven genoemde verhandeling en spraakkunst uitgedrukt. Datgeen echter, wat het hoofdzakelijke der spelling betreft, in mijne Inleiding en de vorige Deelen mijns Woordenboeks voorgedragen, heeft geene verandering ondergaan; en het geheele onderscheid tusschen mijne tegenwoordige en verledene spelling is genoegzaam alleen in eenige onverschillige bepalingen gelegen, b.v., om liefelijk, kracht, antwoord enz. te schrijven, waarvoor ik lieflijk, kragt, andwoord enz. plagt te bezigen; doch waaromtrent, gelijk ook omtrent eenige andere verschillend gespeld wordende woorden, ter bevordering van eenparigheid, bepaling moest gemaakt worden.
Wijders moet ik hier, met vernieuwde aandoening van droefheid, berigten, dat de eerwaard zeer geleerde J. van Convent, welke (Zie het voorberigt van het laatst uitgekomen stuk mijns Woorden-