[Nederrijsen]
NEDERRIJSEN, verouderd onz. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. neder en rijsen, dat, in Geld., waar men afrijsen zegt, gebruikt wordt van het uitvallen der al te rijpe graankorrelen: ik rijste neder, ben nedergerijst. Nedervallen. Bij Kil. komt het voor. De gelijkvl. vervoeging grondt zich op den geld. tongval.