Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 243] [p. 243] [Nazeilen] NAZEILEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. na en zeilen: ik zeilde na, ben nagezeild. Zeilend nakomen: nageseijlt met alle winden. Cats. Vorige Volgende