[Nawee]
NAWEE, z.n., o., des nawees, of van het nawee; meerv. naweeën. Smertelijke, of onaangename gewaarwording in het ligchaam, nadat men een of ander ongemak gehad heeft. Wij gebruiken het verder voor alle onaangename, zelfs zedenlijke gevolgen van eenig onheil of eenige daad: wij schepten breede vreugt, met nawee noit betaelt. Poot. 't Nawee proeven doen. De Deck. Dat zijn de droevige naweeën van dien oorlog. In den bepaaldsten zin zijn de naaweeën smertelijke gewaarwordingen in het onderlijf en den rug bij eene moeder, nadat zij bevallen is; zonder enkelv. Van na en wee.