[Musk]
MUSK, z.n., vr., der, of van de musk; zonder meerv. Zekere sterk riekende stof, welke men uit het zoogenoemde muskusdier haalt: met den geur van de musk. Hooft. Anders muskus, lat. moschus, bij de Rabbijnen מושּק. Het woord is, gewis, van oostersche herkomst. Zamenstell.: muskusdier, muskuspeer, muskusreuk, enz.