[Munt]
MUNT, (munte) z.n., vr., der, of van de munt; zonder meerv. Eene welriekende plant, bruinheilige. Men vindt er velesoorten van: kruizemunt, smalle balsemmunt, pepermunt, wilde munt, witte munt, hartsmunt. Lat. mentha, gr. μινθη. Zamenstell.: muntolie. In den boertenden stijl zegt men: iemand met muntolie wrijven, hem met geld, (het vorige munt) omkoopen. Muntekruid, bij Vond.