[Muil]
MUIL, z.n., vr., der, of van de muil; meerv. muilen. Zeker schoeisel voor mannen en vrouwen, hebbende van achteren geen hielleer. Misschien, eene figuur van het volgende woord, als gelijkende naar eenen openen muil. Fr. mule. Verkleinw. muiltje.