[Monarch]
MONARCH, z.n., m., des monarchs, of van den monarch; meerv. monarchen. Een onduitsch woord. Alleenheerscher: het banket des oosterschen Monarchs. Poot. Het vr. monarche vindt men bij Vond. Van hier het ond. monarchie, monarchij. Het is uit het lat. monarcha, gr. μοναρχων. Wij kunnen die woorden zeer wel missen, en moeten die, in het schrijven, of in eene redevoering, niet gebruiken.