Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 127]
| |
lijke weg. Eenen moeijelijken gang hebben. Die zaak is moeijelijk, om te begrijpen. Iemand moeijelijk vallen. Gestoord, gemelijk: hij werd deswege zeer moeijelijk. Droevig: ik ben er moeijelijk om; in sommige oorden. Van hier moeijelijkheid. Zie lijk. |
|