[Misverwen]
MISVERWEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. mis en verwen: ik misverwde, heb misverwd. Kwalijk verwen: dat laken is geheel misverwd. Eene, voor ons oog onbevallige, kleur geven: als een mooriaen misverft. Vond. Van hier misverwig.