[Misverstand]
MISVERSTAND, z.n., o., des misverstands, of van het misverstand; meerv. misverstanden. Een verkeerd begrip, eene doling; zonder meerv.: ter voorkoming van dat misverstand, als of hij drie Goden geloofde. O misverstant, dat ons de zinnen boeit! Poot. kwalijk verstaan: het was door misverstand, dat hij binnen kwam. Eene kleine oneenigheid tusschen vrienden en bekenden; met een meerv.: Tot middelaar der misverstanden in 't stuk van den Godsdienst. Hooft. Voords, in het algemeen, twist, tweespalt: ten einde 's Prinsen persoon gemaghtight wierde, om de misverstanden needer te leggen. Hooft.