[Misdrijf]
MISDRIJF, (voor misbedrijf) z.n., o., des misdrijfs of van het misdrijf; meerv. misdrijven. Wanbedrijf: Gods ongenaa, die in 't misdrijf der menschen duitlijk genoeg te leezen was. Hooft. Het lust me, mijn misdrijf voor uw oog t' ontvouwen. Poot. Een misdrijf boeten.