[Minuut]
MINUUT, z.n., vr., der, of van de minuut; meerv. minuten. Een ond. woord, dat in de dagelijksche taal alleen, gebruikt wordt, voor een eerst opstel, oorsprongelijk schrift; bij Kil. minute, minuetbrief. Van het fr. minute, en dit van het lat. minutus, a, um.