[Minuut]
MINUUT, z.n., vr., der, of van de minuut; meerv. minuten. Eigenlijk een klein deel van iets, hebbende, met het vorige woord, eenen oorsprong. In het bijzonder, het zestigste deel van een geheel, hetzij van een uur, hetzij van eenen graad. Oudaan noemt minuten minderlingen. Zamenstell.: minuutwijzer.