Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
kelijkst. Iets, welks aanwezen men uit zekere merkteekenen besluiten kan; kennelijk, kenbaar. Fig., groot, voornaam: men vindt hier een merkelijk onderscheid. Een merkelijk verlies. Ik heb daarbij merkelijk verloren. De dagen worden merkelijk korter. Ik hebbe merckelijck gesien enz. Bybelv. Zie lijk. |
|