Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
van den meesterknaap; meerv. meesterknapen. Regter, in het stuk van houtvesterij, die, op klagt des houtvesters, of deszelfs gemagtigden, regt doet en vonnis spreekt. Van meester en knaap. Zie knaap. |
|