Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Mars] MARS, z.n., m., van mars; zonder meerv. De naam van den Krijgsgod, in de fabelleer der oude romeinsche dichters. Voords, draagt eene der dwaalsterren, in ons zonnestelsel, dezen naam; gelijk scheikundigen denzelven aan het ijzer geven. Vorige Volgende