[Mannen]
MANNEN, onz. w. gelijkvl. Ik mande, heb gemand. Oul. gebruikelijk voor eenen man nemen, derhalve een Meisje mant, wanneer zij in het huwelijk treedt; bij Kil. nubere viro, tradi viro. Het is alleen nog in de zamenstellingen bemannen, ontmannen en overmannen, gebruikelijk. Zie deze woorden.