[Mannegeld]
MANNEGELD, (mangeld) z.n., o., des mannegelds, of van het mannegeld; meerv. mannegelden. Van man, in de algemeene beteekenis van mensch, en geld. Oul. is het in gebruik geweest, voor de waarde van een gedood mensch, welke de Naastbestaanden vorderden, of de geldboete voor eenen beganen moord; anders ook wergeld genaamd, van wer (man) en geld, in Friesland mansgelding en mansboete, bij de friesche Boeren haudlesen, d.i. huidlossing.