Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
plaats in zee, waar het water zich in eenen kring draait; onder welke benaming bijzonder de groote draaikolk op de noorweegsche kusten bekend is. Van malen, ronddraaijen. Het schip geraakte in eenen maalstroom en verging. Figurel. verwarring: hij verviel in eenen maalstroom van denkbeelden, enz. |
|