[Dordrecht]
DORDRECHT, z.n., o., Dordrechts - van het Dordrecht; zonder meerv. Eene bekende stad in het bataafsche Gemeenebest. De giftbrief van Koning Hendrik IV, van het jaar 1064, is het oudste gedenkstuk, waarin deze stad genoemd wordt. Zij draagt daar, in het latijn, den naam van Thurendrecht, in aloude handschriften verwisseld met dien van Durdrecht, Thurdrecht, Thuredrecht. De eerste aanleg van deze stad is in eene waterachtige landstreek geschied; waarom men, in het opdelven van haren naamsoorsprong, vooral aan het water te denken heeft. Bij de oude Duitschers, Saksers en Britanners beteekende dur, duur, doer, door, thur, thoar, thoer, water. Het is derhalve ten hoogste waarschijnlijk, dat Dordrecht zijnen naam ontleend heeft van Dur, duur, doer, water, en het bijgevoegde tricht, trecht, dricht, of drecht,