[Doorsnuffelen]
DOORSNUFFELEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. door en snuffelen, ik doorsnuffelde, heb doorsnuffeld. Eigenlijk, overal besnuffelen, d.i. snuivende beruiken: die hond doorsnuffelt alle hoeken en gaten. Figuurl., naauwkeurig doorzoeken en onderzoeken: hij wil alles doorsnuffelen. Gij hebt al verscheidene boeken doorsnuffeld. Van hier doorsnuffelaar, doorfnuffeler, doorsnuffeling.